Uit:  ”De orgelvriend” 26e jaargang d.d. mei 1984

Het gerestaureerde orgel in de Ned. Herv. Kerk te Ferwerd (Fr.)

door:  HARKE IEDEMA

In het uiterste noorden van de provincie Friesland ligt het dorp Ferwerd. De Ned. Herv. Kerk alhier is een ruime en zeer diepe rijpgotische kerk met een zware toren, daterende uit het begin van de 16e eeuw.

Belangrijk is deze kerk zijn o.a. een zeer fraaie kroon uit 1682, de 17e eeuwse preekstoel met doophek en een aantal oude herenbanken.

Met vrij grote zekerheid kan worden vastgesteld dat in 1645 in de Ferwerder dorpskerk een orgel stond, want in dat jaar zijn de kerkvoogden van Oudkerk naar ”Ferwert getrocken om haer te informeeren om een goet orgel te laeten maecken”, zoals we kunnen lezen in de oude kerkvoogdijrekeningen van Oudkerk.

Ook de dispositie van dit orgel is nog bekend. Deze luidde als volgt:

 

                   1.   Prestant    4’                 5.   Quint       1 ½’

                   2.   Holpijp      8’                 6.   Fluit          4’

                   3.   Quint         3’                  7.   Cimbaal   2-st.

                   4.   Octaaf       2’

 

Wat de bouwer van dit orgel betreft, wijzen ons enkele posten in de kerkrekeningen naar een zekere Willem Meinderts, zodat we mogen aannemen dat het eerste orgel dat in deze kerk heeft gestaan, gebouwd werd door deze Willem Meinderts.

In 1704 werd dit orgel verkocht aan de Ned. Herv. Kerk te Irnsum. In de kerkvoogdijrekeningen van Irnsum werd dit in 1705 als volgt verantwoord: ”Betaald aan de Kerckvooghden van den Dorpe Ferwert, de summa van één hondert vijfftigh Car. glds, wegens het Oud Orgel uit haar Kercke, in de Kercke van Irnsum gekomen, sijnde de betalinghe te sien in de rek. van wijl. de Here Edsard van Burmania en de Kerckvoogdhen aldaar dus 150:-:-”.

Het oude Ferwerder orgel werd in de Irnsumer kerk geplaatst door de orgelbouwer Arp Schnitger en zijn meesterknecht Johannes Raedeker. Voor 325 Caroli guldens werd het ”opgemaakt en hersteld”.

Door deze verkoop moest Ferwerd dus een nieuw orgel hebben. In de oude kerkrekeningen is hierover echter niets te vinden. Bij eventuele schenkingen elders komt het wel voor, dat andere posten ons de weg wijzen. Er kan b.v. een gaanderij voor het orgel gemaakt zijn, er kunnen graven in de kerk aangekocht zijn voor b.v. het maken van de fundering van de kolommen onder het orgel, er is stoffering geleverd om of in de nabijheid van het nieuwe orgel of een post vanwege ”Groote verteringe” bij de inwijding van het nieuwe orgel.

In het kerkeboek van Ferwerd echter geen spoor van dit alles, zodat, had Irnsum ons de weg niet gewezen, wij hadden moeten constateren dat Ferwerd in het begin van de 18e eeuw geen nieuw orgel had gekregen.

Aangezien de bovengenoemde post van 150 Caroli guldens niet is geboekt onder de ontvangsten van de kerkvoogdijrekening van Ferwerd, mogen we aannemen van Edsard van Burmania (van 1701 tot 1708 grietman van Ferwerderadeel) in 1704 in de kerk van Ferwerd een nieuw orgel liet bouwen en zodoende in het bezit kwam van het oude instrument.

(Deze Edsard van Burmania zal een vermogend man geweest zijn. Zijn tweede vrouw, Anna Dodonea Barones Thoe Schwartzenberg, erfde n.l. met haar broer en zuster de ”Heerlijkheid Ameland”. In 1703 werd het eiland voor fl. 180.000,-- verkocht aan Prins Johan Willem Friso).

Joachim Hess zegt in zijn ”Dispositien der merkwaardigste Kerk- Orgelen”, uitgegeven in 1774, dat het orgel te Ferwerd van Arp Schnitger is en de volgende dispositie heeft:

 

Hoofdwerk:                             Rugwerk:                                Pedaal:

 

Prestant            8’                     Prestant            4’                  Bourdon         16’

Holpijp              8’                     Quintadeen     8’                  Octaaf                8’

Octaaf                4’                     Fluit                    4’                  Octaaf                4’

Spitsfluit          4’                      Octaaf                2’                  Naghthoorn     2’

Octaaf                2’                     Sexquialter      2 st.              Bazuin             16’

Quint                  3’                     Scherp               4 st.              Trompet            8’

Sexquialter      2 st.                 Dulciaan            8’                  Cornet               2’

Mixtuur             4-6 st.             Tremulant

Cimbel               3 st.

Trompet            8’

Vox Humana    8’

Tremulant

 

Dat dit orgel werd gebouwd door de beroemde orgelmaker Arp Schnitger kunnen we als zeker aannemen. Ook was hij immers te Irnsum om het oude Ferwerder orgel aldaar opnieuw te plaatsen en ook was hij in die jaren juist bezig met de plaatsing van het Lutherse kerkorgel te Leeuwarden. Ook een post in 1718 betreffende het onderhoud van het orgel te Ferwerd door Johannes Raedeker pleit hier voor.  In de nagelaten papieren van Schnitger, gepubliceerd in het Muziektijdschrift Caecelia van 1853 e.d.v. wordt ook het orgel te Ferwerd genoemd; alleen het jaartal heeft de schrijver S. Meijer, die de handschriften bewerkte, niet kunnen vaststellen. Volgens hem moet dit gelegen hebben tussen de jaren 1702 en 1712. Het zostraks genoemde jaar kan dus kloppen.

Ruim tien jaar na de bouw van het Schnitger-orgel te Ferwerd, om precies te zijn in 1718, had een eerste ”belangrijke herstelling” plaats. Wat deze belangrijke herstelling inhield, weten we niet. Waarschijnlijk betrof het een grote onderhoudsbeurt. Dit werd uitgevoerd door de voormalige leerling van Arp Schnitger, Johannes Raedeker. Deze Raedeker had zich bij genoemde orgelbouwer opgewerkt tot meesterknecht en is nadien nog zelfstandig orgelmaker geweest in Groningen. Tot en met 1725 heeft hij het Ferwerder orgel regelmatig in onderhoud gehad voor negen Car. glds.

De daarop volgende drie jaren was deze taak in handen van een zekere Jan Fransen Formsma, organist en schoolmeester te Zweins.

Vanaf 1729 tot zijn overlijden in 1749 was het onderhoud toevetrouwd aan de in Leeuwarden wonende J.M. Schwartsburg. Toen verscheen de bekende orgelmaker Hinsch aan de horizon. Deze Albertus Antony Hinsch had de zaak van Frans Caspar Schnitger (zoon van Arp Schnitger) overgenomen na diens overlijden te Zwolle in 1729. Hij was Hamburger van geboorte en meesterknecht bij Schnitger. Eerst werkte hij voor rekening van de weduwe van Schnitger, later, na zijn huwelijk met haar, voor eigen rekening. Het vermelden waard is de herstelling van Hinsch in 161 waarvoor hij 150 Car. glds. ontving wegens het ”uitneemen en schoonmaken van alle de Pijpen, uit’s Dorps Orgel, schuuren van de toonpijpen, Openingen besigtigen van de Sleepladen, Visiteeren van de Blaasbalgen en Canaalen, ’t leeveren van verscheidenen nieuwe conducten, en merkelijk verbeteren op verscheidene Plaatsen”.

Vanaf  1782 was het onderhoud in handen van Gotlieb Heineman en Albertus van Gruisen, orgelmaker te Leeuwarden. In 1789 werd opnieuw een belangrijke herstelling uitgevoerd waarvoor 355 Car. glds. werd betaald.

Opvallend zijn wel de vrij grote herstellingen in een betrekkelijk korte tijd aan een Schnitger-orgel. Of is hierbij soms de klacht van Schnitger te verstaan, wanneer hij zegt, dat door het vele werk hij lang niet overal controle kon uitoefenen en zijne knechten maar al te vaak eigen belangen zochten?

De orgelmaker Van Gruisen hield het onderhoud tot en met 1799, waarna zijn zoon het overnam tot en met 1809. Vervolgens werd het orgel nog gestemd door W. van Gruisen, Hillebrandts en de Fa. van Dam. Vanaf 1837 werd het onderhoud toevertrouwd aan de schoolmeester-organist R. Clewits die dit deed tot 1865, waarna de Gebr. Adema uit Leeuwarden ten tonele verschenen.

Op 6 april 1872 besloten de kerkvoogden van Ferwerd n.l. dat het orgel van Schnitger vervangen c.q. gerestaureerd zou worden. De restauratiekosten werden geraamd op fl. 4000,--. Deze restauratiewerkzaamheden, misschien kunnen we beter spreken van een algehele vernieuwing, werd opgedragen aan de Gebr. Adema, orgelmakers te Leeuwarden. De totale kosten werden tenslotte fl. 4750,--. Van het oude Schnitger-orgel werden alleen gebruikt:

 

                                              1.  Gedeelten van de orgelkas

                                              2.  De blaasbalgen

                                              3.  Octaaf 8’ van het Pedaal

                                              4.  Octaaf 4’ van het Hoofdwerk

                                              5.  Windlade van het Hoofdwerk

 

Het nieuwe Adema-orgel had de volgende dispositie:

 

Hoofdwerk:                      Bovenwerk:                                  Pedaal:

 

Prestant        8’                 Prestant                       8’               Subbas        16’

Bourdon     16’                Quintadeen                 8’              Octaafbas      8’

Holpijp          8’                 Viola di Gamba          8’              Octaaf             4’

Baarpijp        8’                 Viola di Gamba          4’               Fluit                2’

Octaaf           4’                  Flûte Harmonique   4’               Trombone    8’

Quint             3’                 Gemshoorn                 2’               Bazuin          16’

Octaaf           2’                 Vox Humana               8’

Mixtuur        4-6 st.

Fluit               4’

Trompet       8’

Clairon          4’

 

Na de voltooiing werd het orgel gekeurd door K. Suringbroek, toentertijd organist van de Grote of Jacobijnerkerk te Leeuwarden.

 

De eerste jaren werd dit orgel ook onderhouden door de Fa. Adema en van 1890 tot 1925 werd de Fa. Bakker en Timminga met het toezicht en het onderhoud belast. In het jaar 1927 besloten de kerkvoogden om de gehele kerk een drastische restauratie te laten ondergaan. In verband hiermee werd het orgel gedemonteerd. Toen de kerkrestauratie voltooid was, was ook het moment gekomen om het orgel weer in de kerk te plaatsen. Deze herplaatsing, waarbij het orgel ”onder handen werd genomen”, werd niet gedaan door de Fa. Bakker en Timminga maar door een andere Fa. uit Leeuwarden.  Onder andere werd de Mixtuur vervangen door een zinken Violon 8’, terwijl tevens nog een Voix Celesta 8’ werd bijgebouwd. Dit alles voor een bedrag van fl. 2700,--.

 

Deze herplaatsing van het Adema-orgel uit 1872 voldeed helaas niet aan de verwachtingen en was van dien aard dat een tiental jaren later een restauratie dringend noodzakelijk was. Deze restauratie werd echter weer . . . nieuwbouw.

Voor de werkzaamheden werden vijf firma’s aangeschreven. De Fa. de Koff te Utrecht en de Fa. Van Leeuwen bedankten wegens te drukke werkzaamheden. De Fa. Flentrop te Zaandam, Sanders te Utrecht en Spanjaard te Amsterdam dienden een prijsopgave in. Hiervan bleek de Fa. Spanjaard de laagste te zijn, zodat de opdracht aan deze firma werd verleend. Op 27 februari 1939 werd het contract getekend tussen de kerkvoogden en de orgelbouwer.

Details uit het ”Bestek en Voorwaarden” en het ”Contract” zullen we hier verder maar achterwege laten. Vermeldenswaard is nog dat Dhr. A.P. Oosterhof uit Leeuwarden als adviseur optrad. Tevens hadden Ds. G. van Hoegee (predikant) en Dhr. F. Riemersma (organist) toezicht op de uitvoering. De werkzaamheden waren vrij ingrijpend en omvatten het volgende:

Het nog bestaande front en de kas werden vervangen door het front en kaswerk van het voormalige orgel uit de Dominicanerkerk te Leeuwarden; een schenking van het Friesch Museum. Dit orgel was oorspronkelijk ook gebouwd door de Fa. Adema. Het Ferwerder orgel kreeg een electrisch-pneumatische tractuur, terwijl de speeltafel naast de kas werd geplaatst.

In eerste instantie werd een tweeklaviers orgel gebouwd (Hoofdwerk en Zwelwerk) met uiteraard een vrij Pedaal. Het nieuwe orgel had in totaal 32 sprekende stemmen. (2040 pijpen). Transmissies of combinaties werden niet toegepast, behalve de Prestant 16’ (manuaal I + pedaal) waarvan de 25 grootste pijpen werden gecombineerd.

 

De inspeling van het nieuwe orgel geschiedde door George Stam, organist van de Jacobijnerkerk te Leeuwarden.  In een (niet gedateerd) krantenartikel vonden we het volgende over deze ingebruikname:

. . . ”Door schade wordt men wel eens wijs. Op het gebied van de orgelrestauraties kan de kerkvoogdij der Ned. Herv. Gemeente te Ferwerd – zij is niet de enige in ons gewest – een woordje meespreken. De ervaring op dit punt is niet bepaald bemoedigend. Zij heeft geleerd, dat het bij de orgelrestauraties vooral aan komt op uiterst deskundige voorlichting en controle. Bij deze laatste restauratie had voornoemde kerkvoogdij zich de deskundige medewerking verzekerd van den heer A.P. Oosterhof. Deze heeft in combinatie met den orgelbouwer H. Spanjaard iets tot stand gebracht, dat als een aanwinst, op kerkorgelgebied, is te beschouwen. De Ned. Herv. gemeente te Ferwerd is een kerkorgel van waarde rijk geworden . . . ”.

 

Ruim vijf jaar later, om precies te zijn op 8 december 1946, werd besloten tot vernieuwing van de speeltafel. Is er inderdaad een nieuwe speeltafel gekomen? Waarschijnlijk niet want op 22 januari 1948 werd opnieuw besloten dat er een nieuwe drieklaviersspeeltafel moest komen. Koopprijs: de oude speeltafel + fl. 1400,--. In verband met een gift van fl. 3000,-- werd op 12 september 1948 besloten het – tot dan toe loze Rugpositief dat als boekenkast werd gebruikt – van pijpwerk te voorzien. De Fa. Spanjaard verdween van het toneel, want zij vroeg voor deze uitbreiding fl. 7500,-- en de Fa. Reil uit Heerde fl. 6750,--. Laatstgenoemde firma mocht de uitbreiding dus uitvoeren.

En zo had Ferwerd na 1950 een groot drieklaviersorgel met de volgende dispositie:

 

Hoofdwerk:                                      Rugwerk:

 

Prestant              16’                         Quintadeen          8’

Bourdon              16’                         Prestant                 4’

Prestant                 8’                         Fluit                         4’

Gemshoorn          8’                         Octaaf                      2’

Holpijp                   8’                         Quint                       1 1/3’

Fluit                         4’                         Sexquialter           2 st.

Octaaf                     4’                         Scherp                    4 st.

Quint                       2 2/3’                 Dulciaan                 8’

Octaaf                     2’       

Mixtuur                  4-6 st.

Tertiaan                  2 st.

Cornet                     5 st.

Trompet                 8’

 

 

Zwelwerk:                                            Pedaal:

 

Prestant                       8’                       Prestant                   16’

Roerfluit                      8’                       Subbas                      16’

Viola da Gamba        8’                       Octaafbas                   8’

Voix Celesta              8’                        Gedekt                        8’

Quintadeen               8’                        Octaaf                         4’

Salicet                          4’                        Bazuin                       16’

Fluit                               4’                       Trombone                  8’

Gemshoorn                2’                       Trompet                      8’

Qiuntfluit                    2 2/3’

Cymbel                        3 st.

Hobo                             8’

 

In de zeventiger jaren vertoonde het instrument regelmatig de bekende pneumatische gebreken en rond 1980 bleek duidelijk dat de algehele staat, waarin zich het instrument bevond, van dien aard was dat het als ”af” moest worden beschouwd.

 

In 1981 werd de overeenkomst tot restauratie van het orgel tussen de kerkvoogdij en de orgelmaker Léon Verschueren te Heythuysen (L.) getekend. Het restauratieplan, dat na overleg tussen de orgelmaker en de adviseur namens de Orgelcommissie van de Ned. Herv. Kerk, de heer Herman S.J. Zandt te Dokkum, werd opgesteld, beoogde in eerste instantie de reconstructie van het Adema-orgel uit 1872. Aangezien de aanwezigheid van een rugwerk strijdig is met de conceptie van latere Adema-orgels, werden de orgelhistorische consequenties tegen de wens tot handhaving ervan afgewogen.

 

De oplossing werd gevonden door een stap terug te doen in de orgelhistorie, tot het moment, waarop nog sprake is van de bouw van rugwerken. Hierbij werd aansluiting gezocht bij het werk van o.a. de orgelmaker F.C. Smits (1800-1876) te Reek (N.Br.). In grote lijnen geschetst omvatte deze reconstructie het volgende:

De achterbouw van de Hoofdkas werd gedemonteerd tot aan het oorspronkelijke gedeelte. De niet massieve panelen werden vervangen door massief houtwerk. Tevens werd een nieuwe achterwand aangebracht. De Hoofdkas werd ca. 1 meter naar achteren geplaatst, zodat de trekstang achter de frontpijpen kwam te lopen. Het triplex paneelwerk van de Rugwerkkas werd vervangen door nieuwe grenen panelen. Tevens werd het Rugwerk ca. 50 cm. lager geplaatst.

 

De geheel nieuwe – naar Adema-model vervaardigde – speeltafel werd midden voor de orgelkas ingebouwd. Tussen Hoofdkas en Rugwerkkas kwam een podium voor de mechaniek en de windvoorziening naar het Rugwerk.

Met uitzondering van de (gerestaureerde) magazijnbalg is het ”wind- en regeerwerk” geheel nieuw. Het bestaande Adema-pijpwerk werd grondig gerestaureerd en waar nodig nieuw pijpwerk in bijpassende factuur en alliage bijgemaakt. (De Octaaf 4’ van het Hoofdwerk en de Octaaf 8’ van het Pedaal is nog Schnitgerpijpwerk)

 

Het orgel telt drie handklavieren en een vrij pedaal. Voorlopig zijn echter alleen het Hoofdwerk, Rugwerk en Pedaal bespeelbaar; het derde manuaal is in zoverre compleet dat alleen het pijpwerk nog moet worden geplaatst.

 

De dispositie is als volgt:

 

 

Hoofdwerk:                                                    Rugwerk:

 

Bourdon           16’         (oud)                     Roerfluit              8’          (nw.)

Prestant             8’          (nw.)                     Flûte travers       8’          (nw.)

Holpijp               8’           (oud)                    Prestant               4’          (nw.)

Baarpijp            8’           (oud)                     Fluit                       4’          (nw.)

Octaaf                4’          (oud)                     Quint                     2 2/3’   (nw.)

Fluit                    4’           (oud)                    Octaaf                   2’           (nw.)

Quint                  2 2/3’   (oud)                     Terts                     1 3/5’   (nw.)

Octaaf                2’           (oud)                     Mixtuur               3 st.      (nw.)

Mixtuur             4-6 st.  (nw.)                      Dulciaan              8’           (nw.)

Cornet                5 st.      (oud)                     Tremulant

Trompet            8’           (nw.)

x  Clairon           4’           (nw.)

 

 

Positief:                                                            Pedaal:

 

x  Holpijp                 8’          (nw.)                 Subbas             16’        (oud)

x  Salicionaal          8’          (nw.)                 Octaaf                8’        (oud)

x  Fluit                       4’          (oud)                Octaaf                4’        (oud)

x  Salicet                   4’          (oud)                Fluit                    2’        (nw.)

x  Gemshoorn         2’          (oud)               Trompet            8’        (nw.)

x  Sesquialter          2 st.     (nw.)            x  Bazuin              16’        (nw.)

x  Fagot                     8’          (nw.) 

 

NB:  x  is gereserveerd.

 

Koppelingen:     Hoofdwerk/Rugwerk

                                Hoofdwerk/Positief

                                Pedaal/Hoofdwerk

                                Pedaal/Rugwerk

                                Pedaal/Positief

 

Omvang manualen:  C  -  f’’’

Omvang pedaal:        C  -  d’

 

De feestelijke ingebruikneming van het nieuwe instrument vond plaats op 8 december van het vorige jaar, tijdens een speciale kerkdienst.

Dhr. F. Bos, (president-kerkvoogd) sprak namens orgelcommissie en kerkvoogdij. De adviseur, Dhr. H.S.J. Zandt, gaf tekst en uitleg over het nieuwe orgel terwijl Dhr. L. Verschueren het één en ander vertelde over de geschiedenis van Verschueren’s orgelbedrijf te Heythuysen.

De organist van dit fraaie instrument (schrijver van dit artikel) gaf een orgelbespeling met werken van o.a. Joh. Seb. Bach, Joh. L. Krebs, Felix Mendelssohn-Bartholdy en Cornelis de Wolf.

 

 

 NB: In 2002 werden de gereserveerde stemmen geplaatst.  

Zie hiervoor het artikel ”Het Ferwerder orgel is af”.